Wie denkt dat de Zweedse kust plat is, heeft het mis. Zo’n 450 km boven Stockholm ligt aan de Botnische golf een heuvelachtig landschap dat erom vraagt te voet ontdekt te worden. De Höga Kusten is ontstaan na de laatste ijstijd. Nog steeds veert het land op, na het smelten van de dikke ijskap, gemiddeld 8 millimeter per jaar.

Slåttdalsskrevan

De Slåttdalsskrevan

Tweehonderd meter lang, veertig meter diep en gelegen op 162 meter hoogte, dat is de Slåttdalsskrevan, een kloof met vrijwel loodrechte wanden waar je doorheen kunt wandelen als je het nationale park Skuleskogen bezoekt. Het is – figuurlijk – het hoogtepunt van de grillige natuur die je hier vindt. Het letterlijke hoogtepunt van het park is de Slåttdalsberget die hij in tweeën splijt, zo’n 200 meter hoog. Om er te komen ben je wel even onderweg. Pas na anderhalf uur lopen en klauteren over de met boomwortels en keien bezaaide hellingen zijn we op de hoogste top van de berg. Die bestaat uit Nordingrå-graniet en kleurt in het zonnetje fraai rood. Nahijgend van de klim zoeken we een plek om het komende half uur te genieten van het uitzicht over de kustlijn. Pas daarna dalen we af naar de kloof.

 

Landgroei

Het graniet komt langzaam omhoog en raakt dan begroeid

Het graniet komt langzaam omhoog en raakt dan begroeid

Door de landstijging verschijnen nog steeds nieuwe eilanden voor de kust. Rotsen die langzaam tevoorschijn komen uit het water en die vroeg of laat gekoloniseerd worden door plant, dier en mens. Tegelijkertijd raken sommige fjordachtige zeearmen door de landstijging afgesloten van de zee. De afgelopen 13.000 jaar is het land al bijna 300 meter omhoog gekomen en de verwachting van geologen is dat er de komende vijftig eeuwen nog zo’n veertig meter bij zal komen. Nergens op aarde komt deze mate van landstijging voor. In een mensenleven verandert er niet zo veel, maar op de langere termijn heeft het fenomeen grote gevolgen. Denk aan vissershavens die steeds verder landinwaarts komen te liggen, eilanden die aan het vaste land ‘vastgroeien’.

Van A naar B

Slåttdalsberget

Op weg naar de top van de Slåttdalsberget

Door het gebied, dat zich grofweg uitstrekt tussen de monding van de Ångermanälven en de stad Örnsköldsvik, is een 128 kilometer lang pad uitgezet: de Högakustenleden, opgesplitst in dertien etappes. Maar wie de rijke natuur en cultuur van de regio wil ontdekken kan hier ook prima verschillende rondwandelingen maken. De lus door het nationale park is zo’n 15 kilometer lang en daarvoor heb je al snel een uur of zes voor nodig. Zeker als je op de terugweg ook nog wilt genieten van de witte strandjes die uitnodigen tot een duik in het koude water van de Botnische golf.

Rode rotsen aan zee

Norrfällsviken

Rode rotsen aan zee bij Norrfällsviken

Het nationaal park Skuleskogen hebben we dan weliswaar gezien, maar wij willen meer zien van de gevolgen van de landstijging. Een wandeling aan zee, net buiten het park, is dan een logische stap. Vanuit Norrfällsviken lopen we een tien kilometer lange ronde door het gelijknamige natuurreservaat. Het rode graniet strekt zich hier uit tot aan de zee. Wat hoger liggen uitgestrekte keienvelden, achtergelaten door het smeltende ijs tijdens de laatste ijstijd.

Rollende stenen

Uitgestrekte keienvelden

De laag keien is zo dik dat die een al te uitbundige begroeiing verhindert. Het geeft het landschap een leeg en open karakter, dat we – anders dan in het nationaal park – grotendeels voor ons zelf hebben. Het is niet moeilijk je voor te stellen dat het hier kan spoken in de winter. De wind heeft dan vrij spel en stuwt het water metershoog op, over de uitgestrekte steenvlakte. De vegetatie heeft zich daarop aangepast, met zoutminnende planten. We zien o.a. een laaggroeiende soort Lathyrus die het hier prima naar zijn zin lijkt te hebben, en paarse pluimen die zich op verschillende plaatsen tussen de rotsen hebben gevestigd.

Charming Norrfällsviken 

Norrfällsviken

We eindigen de wandeling op het terras aan de haven van het dorpje dat bestaat uit een aantal charmante boothuizen aan het water, waarvan de oudste dateren uit de zeventiende eeuw. Dat de naastgelegen camping enigszins afbreuk doet aan de authentieke sfeer nemen we voor lief. Er zijn maar weinig plaatsen waar je pizza kunt eten met zo’n uitzicht!

Rapakivi

Ons cruiseschip

Een logisch vervolg van onze dagwandelingen is een bezoekje aan een van de eilanden. We nemen in Köpmanholmen de boot die ons in ruim anderhalf uur naar Ulvön zal brengen. Op het eilandje wonen zo’n vijftig mensen, dat een veelvoud aan bezoekers ontvangt in de zomer. De tocht naar het eiland biedt ons volop gelegenheid om de gevolgen van landstijging met eigen ogen te zien. Alle eilandjes die we passeren hebben net boven de waterspiegel een rode rand van zo’n dertig cm hoog. Daar is het graniet nog hard en groeit nog niks. Onder invloed van de zon en licht droogt het gesteente uit en verbrokkelt het waarna planten zich er op kunnen vestigen. Rapakivi heet dat in het Fins, wat zoveel betekent als ‘afbrokkelend graniet’. Aan de overkant van de Botnische Golf hebben ze te maken met hetzelfde natuurfenomeen.

Ulvöhamn, de plek waar de boot aanlegt, ligt aan een smalle geul die Ulvön scheidt van een naastgelegen eilandje. Een paar eeuwen geleden was de zeestraat nog wijder; naar verwachting kun je over een paar duizend jaar van het ene eiland naar het andere lopen zonder natte voeten te krijgen. De boot zal dan in ieder geval op een ander punt moeten aanleggen.

 Super Zweeds

Aangenaam toeven op Ulvön

Ulvön zelf is op en top Zweeds. Goed onderhouden rode huizen staan te pronken op de oever. En in het straatje door het dorp zien we het ene na het andere stulpje waar we best een weekje zouden willen doorbrengen. Als snel lopen we het dorp uit en genieten we van de rust en ruimte. Het eiland bestaat grotendeels uit bossen, afgewisseld met wat agrarisch gebied.

We pauzeren aan de waterkant, slingeren over smalle paden door het bos en zijn ruim op tijd terug bij de aanlegsteiger om nog een ambachtelijk gemaakt ijsje naar binnen te werken. Roezig van de zon en buitenlucht varen we terug naar het vasteland.

De Hoge Kust ontdekken in dagwandelingen, dat gaat prima. Geen zware bepakking voor ons, een dagrugzakje en met voldoende proviand om de dag door te komen is genoeg om optimaal te genieten van de verschillende uithoeken van dit alsmaar veranderende landschap. Zullen we volgend jaar teruggaan om te kijken of er al een nieuw eiland is ontstaan?

 

Praktische informatie

De Hoge Kust maakt deel uit van de provincie Västernorrland, in het noordoosten van Zweden, aan de Botnische golf.

Beste reistijd

Als je wilt genieten van het mooie weer, de uitbundige natuur en het lange avondlicht reis dan pas vanaf juni richting de Hoge Kust. In de winter ligt er veel sneeuw en is het gebied maar matig toegankelijk.

Vervoer

Je kunt per vliegtuig naar Stockholm en dan met de auto via de E4 door naar boven. Vanaf Stockholm gaat ook een snelle trein die je in drie uur naar Sundsvall brengt. Daar kun je overstappen op een regionale trein richting Harnosand en verder noordwaarts. Langs de Hoge Kust zelf is beperkt openbaar vervoer. Je bent al snel aangewezen op een fiets of een huurauto.

Wandelen

De beschreven dagwandelingen komen uit de gids Wandelen in Västernorrland. Medelpad & Ångermanland, inclusief de Hoge Kust. www.wandeleninvasternorrland.nl

Informatie over het langeafstandspad: www.hogakusten.com/en/highcoasttrail

 

Verantwoording

Dit artikel verscheen eerder in het septembernummer 2019 van Wandelmagazine.

© Tekst: Paul van Bodengraven, Beeld: Marco Barten – One Day Walks